Nee, het staat op een niet logische plaats. En maak je over de interpretatie van mijn Duits geen zorgen, dat is dik in orde. Zoals ik eerder al zei, ik heb het boek hier niet binnen handbereik. Kom er tzt wel op terug, om mijn gelijk te halen want anders geloof je me toch niet.
Bert, Ik ben mij alweer enige tijd geleden bij een opknapviool te buiten gegaan aan zo'n lakset van Hammerl. Olielak, om precies te zijn. En als afronding van al dat lakken diende de hals te worden voorzien van twee lagen spirituslak (die ik na het opbrengen verder niet meer heb gematteerd). Had dat laatste, het matteren bedoel ik, wel gemoeten of was spirituslak in dit geval een verkeerde keus? Op mijn 'echte' viool heeft ooit schellak gezeten, maar die is inmiddels volkomen verdwenen. Daar ging dus mijn laatste herinnering aan de heer Zoltan Racz Maar het speelt bijzonder soepel hetgeen ik van mijn alternatieve viool niet kan zeggen. Want die hals met spirituslak voelt nogal stroef aan tijdens het spelen.
Hopf: zoals ik al zei, op een vioolhals hoeft niets, dat voelt het beste, maar omdat de hals dan snel vervuilt, kan een beetje schellakpolitoer (twee lagen niet meer), die daarna met staalwol mat wordt gewreven dit tegengaan zo'n beetje schellak voel je niet: het voelt als hout en dat is wat je wil. Lak is niet aan te bevelen op de hals: het is te spiegelend en daardoor plakt de hand er aan en schuift niet prettig. Het kan geen kwaad het halspolitoer af en toe te vervangen wanneer het sleets is geworden.
Een onbehandelde hals zal na een jaar (of zoveel eerder) allerlei vuil opnemen zoals die eraan komt bij huidcontact: transpiratievocht en huidvet. Het maagdelijke en lelijke wit van het esdoorn zal dan wat valer zijn geworden, maar de hals is niet meer om beet te pakken. Van de viezigheid wel te verstaan. Vandaar ook de behandeling met lijnolie. De functie daarvan moge duidelijk zijn: het vormt een chemische barrière tegen de genoemde viezigheden waardoor de hals mooi glad blijft en vrij van aangehechte rotzooi. Het advies de hals dan ook in het geheel niet te behandelen of met twee lagen schellak (waar je bij warm weer de hand steeds aan de hals blijft plakken!) is een verkeerd advies. Dat plakken ontstaat doordat schellak een glasovergangstemperatuur heeft van 30 - 50°C, afhankelijk van het type. Bij een warme hand (37°C) kan dat probleem dus al ontstaan.
Hammerl verkoopt z.g. Griff politur, een schellak waarmee je de achterkant van de hals kan lakken of politoeren. https://www.joha.eu/de/lacke/spirituslacke/schellack-polituren/schellack-griffpolitur-farblos.htm Alleen het hout een beetje op kleur brengen en super glad polijsten met tripel zodat er geen vuil of vocht meer in kan trekken kan ook. Ik heb het beide wel gedaan, ik doe alleen nog de tweede methode omdat dat mooier en natuurlijker oogt.
Het hangt natuurlijk van het stuk hout af wat voor de hals (en ook de krul) is gebruikt, maar als dat mooi gevlamd is, krijg je die tekening extra geaccentueerd met een behandeling met lijnolie. Ik zit hier met m'n laptop en heb niet de beschikking over een paar afbeeldingen die dat kunnen laten zien. Een halsblok zonder vlam heeft nauwelijks tot geen behandeling nodig.
Het gaat er natuurlijk niet om hoe de in de handel gebrachte kleur beits heet, het gaat om het effect wat het beste past bij het beoogde doel. Zo had het ook rustig waterbeits in de kleur wengé of merbau mogen heten, want de naam daar gaat het niet om. Het heeft ook helemaal niets te maken met de houtsoort eiken, wengé of merbau, dat moge duidelijk zijn. Het heeft trouwens ook niets te maken met lakken.
Ja, dat kan goed kloppen. Het is een splitsing van het onderwerp wat ging over een krom getrokken kam. Op een zeker moment liepen beide onderwerpen door elkaar.
Nu ik weer op mijn reguliere plek zit en ook weer de beschikking heb over 'Die Kunst des Geigenbaues' kan ik mijn belofte inlossen. Möckel beschrijft in punt 10 laatste alinea van Hoofdstuk XII Reparatur der Streichinstrumente de volgende voortgang: de blanke hals wordt vernet door warm water. (De vezeltjes gaan zich daardoor wat oprichten). Na voldoende droging wordt steeds dezelfde schuurpapier gebruikt om glad te maken. Dit proces wordt een aantal malen -vier tot vijf maal- herhaald tot de hals zich spiegelglad voordoet. Daarna volgt het beitsen. (Möckel doet dat met Kaliumchromaat opgelost in water, maar die tast naar mijn mening op den duur het hout aan, daarom gebruik ik als beits een waterbeits in de kleur eiken.) Tenslotte wordt de hals van een lijnolievernis voorzien, net zo lang tot het hout verzadigd is en geen olie meer op wil nemen. Na voldoende wachttijd - hoe langer hoe beter- volgt dan nog een slijpen met fijne puimsteenpoeder. Dit pas ik al meer dan 27 jaar toe waarbij de vlammen in de hals zeer fraai zichtbaar worden (foto betreft een viool, door mij gebouwd):