Hallo! Sinds een tijdje speel ik in een strijkkwartet en nu ben ik dus regelmatig op zoek naar nieuwe muziek. Het vervelende is alleen dat in elk kwartet vaak wel een gedeelte zit wat technisch heel moeilijk is. Nou zijn we zeker geen beginners meer, maar geschikte muziek vinden is toch nog redelijk lastig. Voor de indicatie: we spelen nu het 2e en 3e deel uit het zesde kwartet van Mendelssohn. Ik ben benieuwd of jullie nog meer leuke stukken kennen op ongeveer een gelijk niveau!
Er was lang geleden eens een journalist die aan de beroemde violist Nathan Milstein vroeg wat hij nou een moeilijk stuk vond. Het antwoord van Milstein: ‘There are no difficult pieces. Either you can play it or you can’t’. En zo is het met strijkkwartetten ook. Maar ik begrijp dat je van deze opvatting ook geen chocola kunt maken, dus laat ik het als volgt benaderen. Het samenspelen in een kwartet stelt andere eisen dan het oefenen in je eigen omgeving. Want dan krijg je die sonate van Jan of dat concert van Marie meestal wel onder de knie. Zelfs met de beperking van een pianist die het allemaal mogelijk niet kan bijhouden. Maar in een kwartet, het zal je niet zijn ontgaan, speel je met zijn vieren. Van belang is dan wel dat alle spelers van ongeveer vergelijkbaar niveau zijn. Want ik heb in het verleden altisten mee gemaakt Verder musiceer je samen en dat stelt eisen aan het luisteren naar elkaar. En dan niet alleen om gelijk te eindigen, maar ook evenzeer om ‘in de geest’ van compositie en componist te musiceren. Mijn tweede punt, ik heb het in SF al eens eerder aan de orde gesteld, betreft de technische eisen van kwartetcomposities. Rond 1815 ontstond onder invloed van onder meer Spohr en Paganini het ‘quator brillant’. Samen te vatten als een (virtuoos) concerterende eerste viool met begeleiding van drie anderen. Vervolgens gingen in de Romantiek vervolgens ook de technische eisen voor deze overige instrumentalisten omhoog. En dat houdt simpelweg in dat een groot deel van de ten tijde van de Romantiek gecomponeerde kwartetten soms te hoge eisen stelt aan amateurs. Dus ook van van Beethoven met ingang van opus 59, maar niet minder Mendelssohn, Spohr, Schubert, Brahms (maar zie verder), Dvorak (idem), Franck, Grieg, Glazoenov, Reger, Schubert (maar zie ook hier verder), Smetana, Verdi, Tchaikovsky, Debussy en Ravel. Om over Bartok (bitonaliteit) en Shostakovich maar te zwijgen. En dan kom ik tot de volgende, naar ik hoop nuttige, aanbevelingen: - Arriaga: de drie strijkkwartetten. Arriaga ging door het leven als ‘de Mozart van Spanje’. Omtrent de verkrijgbaarheid van de bladmuziek tast ik in het duister, ofschoon Arriaga de laatste twintig jaar wel aan populariteit heeft gewonnen. - J.S. Bach: Die Kunst der Fuge in bewerking voor strijkkwartet, - Van Beethoven: zes kwartetten op. 18 en heel misschien opus 135, - Borodin: strijkkwartet nr. 2, nogal sentimenteel langzame deel, - Brahms: in weerwil van wat ik hiervoor neerpende, kom ik er bij Brahms een beetje op terug waar het gaat om het kwartet opus 51/1. Want het klankbeeld bij Brahms is wat hermetischer dan bij andere componisten. En dan valt een wat middelmatige uitvoering minder snel op. Anders gezegd: als jullie vingers het aankunnen alleszins de moeite van het proberen waard. Tenzij je de lat legt op het niveau van het Jerusalem string quartet of een vergelijkbaar instituut. - Ditters von Dittersdorf: strijkkwartet nr. 5. In totaal is sprake van zes strijkkwartetten waarvan er in het verleden vijf echter moeilijk verkrijgbaar waren. - Dvorak: over het algemeen meeslepende muziek, maar je moet er wel hard aan werken. Met name opus 51 en 96. En dat zijn nou net de mooiste. - Grainger: ‘Molly on the shore’ uit de ‘British folk settings’, bewerkt voor strijkkwartet. Volledigheidshalve: geen compleet kwartet als wel een aardige toegift. - Haydn: Er is in totaal sprake van 83 strijkkwartetten, dus keuze genoeg. Het ligt mogelijk voor de hand te beginnen bij opus 1 en dan via opus 2, 3, 9 en 20 door te gaan. Maar op die manier ben je erg lang bezig. Dus een uitstapje naar de opusnummers 33, 50, 54, 64, 71, 74, 76 en 77 lijkt mij, met name muzikaal, een leuke uitdaging. Haydn gebruikt voor de laatste delen van zijn kwartetten vaak de scherzovorm. Vergis je niet, want dat is vaak een uitdaging voor de primarius. - Mendelssohn: moeilijk, met name voor de eerste violist. Wat ik voorts een bezwaar vind is dat deze kwartetten steeds minder kamermuziekachtig en steeds meer orkestraal gaan klinken. Maar de canzonetta uit het kwartet opus 12 blijft de moeite waard. Het strijkkwartet nr. 7 is overigens een (postuum) bedenksel van muziekuitgevers, bestaande uit vier stukken die op de plank waren blijven liggen. - Mozart: ook Mozart schreef flink wat strijkkwartetten. Maar om eerlijk te zijn vind ik ook weer niet alles even interessant. Dat treft overigens evenzeer zijn vroege pianosonates, vioolsonates, pianoconcerten en symfonieën. Maar om terug te komen op de strijkkwartetten: met ingang van KV 168 wordt het dat wel. Steeds schitterender. - Schubert: bij strijkkwartetten ontkom je eigenlijk niet aan Schubert. Het is ook voor amateurs erg verleidelijk veel tijd te steken in het Rosamunde kwartet in A klein, het kwartet in D klein met de variaties over ‘Der Tod und Mädchen’ (met een knap lastig slotdeel) en natuurlijk de ‘Quartettsatz’ in C klein. Opus 125 nr. 2 en 161 lijken mij te bewerkelijk (voor wat zij bieden). - Schumann: ik ben zeer gesteld op zijn drie strijkkwartetten. Maar dan om te horen uit de handen van uitmuntende musici, want de klankvorming is voor veel amateurs nogal moeilijk en Schumann schrijft pianomuziek voor strijkers. Dus voor strijkers onhandige muziek. Maar dat deed hij ook al in de vioolsonates, het vioolconcert en de fantasie voor viool. Het is ook niet goed met hem afgelopen
Bedankt voor dit uitgebreide antwoord, hier heb ik ontzettend veel aan! Het spelen in een kwartet stelt inderdaad andere eisen, daar kom ik steeds meer achter. Maar het is het allemaal waard als je uiteindelijk met elkaar iets moois weet neer te zetten
Bedankt voor je reactie. En ik ben op -het speeltechnische niveau van Haydn en Mozart- nog de componist van een indrukwekkend aantal strijkkwartetten vergeten, namelijk Boccherini. De man heeft in totaal 97 strijkkwartetten op de wereld gezet. En nog veel meer strijkkwintetten. En ofschoon ongetwijfeld niet alles het predicaat 'meesterwerk' verdient, was Boccherini vakman genoeg om zijn aristocratische werkgevers niet met middelmaat op te schepen. Boccherini was ook een enthousiast 'hergebruiker', want veel van zijn gitaarkwintetten (voor de goede orde: gitaar met strijkkwartet) zijn bewerkingen van eerdere strijk- en pianokwintetten.