Eerlijk gezegd heb ik, een heel enkele uitzondering daargelaten, eigenlijk een grote hekel aan wonderkinderen. Dientengevolge wil mij, op basis van het onderstaande filmpje, niets anders te binnen schieten dan de bovenstaande boektitel van W.F. Hermans. Want hoe moet ik hier nou tegenaan kijken?
Laat die Himari maar strijken! Die komt er wel. Moet ze alleen nog wel een betere viool hebben want deze laat het voor de twee laagste snaren een beetje afweten. Ik weet alleen niet wat er bedoeld zou moeten worden met 'Total Loss'. Als je er maar vroeg genoeg mee begint kun je blijkbaar veel bereiken. Of het kind er ook gelukkig mee is, hoop ik voor haar.
Ik zie en hoor een jong kind muziek maken en hoop dan altijd maar dat het met de begeleiding van zo'n kind goed blijft gaan. Een kind dat onder hoge druk van ouders en anderen in de omgeving moet spelen, gaat het niet lukken zo te spelen als dit meisje doet, daar geloof ik echt niets van. Hier wordt echt vanuit het binnenste gespeeld, is verbinding met de muziek. Goede begeleiding en zorg moeten helpen voorkomen dat het ontspoord, ongelukkig wordt, een "total loss" wordt (wat je daar bij aan onheil ook bij moge bedenken). Er zijn best grote cultuurverschillen tussen Nederland en Aziatische landen als het om talentbegeleiding gaat. Het is wel één van de moeilijkste opgaven voor opvoeders die er zijn. Wederzijds onbegrip ligt gauw op de loer. Wij denken heel gauw dat de kinderen daar waanzinnig worden gepushed en dat staat hier in een verdacht hoekje (sfeertje kindermishandeling enzo). In ons gemoedelijke sfeertje zijn wij hier in NL echter in staat op talenten te negeren, met het gevolg diep ongelukkige kinderen met wie het niet immer goed wil aflopen.
Hier een wondermeisje van 12 jaar. Het spel is niet bepaald als van een kind, ik blééf maar luisteren, zo mooi! Ik ging daarna eens de commentaren onder deze opname lezen en er zijn er velen die er net zoals ik over dachten en ook werd de hoop uitgesproken dat dit kind goed begeleid wordt om te voorkomen dat ze opbrandt.
Als ik haar dan zo zie spelen denk ik meerdere keren "die viool lijkt veel te groot voor haar". Maar ze heeft er geen enkel probleem mee. Ik mis nog een beetje die grote volwassen toon, maar dat komt wel. Reuze knap.
Dan is ze dus nog jonger. Uiteindelijk ging het natuurlijk om haar muzikale uitvoering, en dat ze jong is, is alleen te zien en niet te horen.
Nee, dat vind ik niet. In #5 schreef ik daarom al: "Ik mis nog een beetje die grote volwassen toon, maar dat komt wel." Dat betekent dus dat ik -en ik neem aan anderen ook- het kan horen.
Ja inderdaad droefenis, want als ik kijk naar recensies over dat werk van W.F. Hermans lees ik: "In deze vier sarcastische verhalen, vol jeugdherinneringen en maatschappijkritiek, worden de mislukking en de vergeefsheid van het leven gedemonstreerd ..." Dat zie ik toch echt niet boven komen bij het aanschouwen en horen van dat wonderkind wat Paganini vertolkt (op haar wijze). Gelukkig maar, anders kan deze Himari maar beter met een springtouw aan de slag.
Google leert mij dat zij in 2012 geboren is, dus nu 7 of 8 jaar oud is. Als zij dit nu al kan, kan de wereld nog heel wat moois gaan horen
Dat hangt er dus maar van af, of deze jonge dame een stuk van haar jeugd gaat missen en daardoor uiteindelijk verkeerd terecht komt. Dat is wat Hopf probeert aan te geven met zijn verwijzing naar het boek van W.F. Hermans.
Hoe somber kun je zijn! Wilde je soms dat ze na een uurtje oefenen naar buiten gaat om touwtje te springen en binnen met de poppen speelt? Het kan ook best zijn dat ze dat ook doet naast musiceren en schoolgaan. En als wij hier voor een ander een "jeugd" gaan invullen, hoe dat eruit moet zien wil je niet doodongelukkig als slavin tussen de rode lampjes achter een etalage belanden, of als tasjesdievegge of kleptmane vrouw in de gevangenis, of gewoon doodongelukkig op een troosteloos flatje in de verkeerde woonwijk? Dat kan ook allemaal als je níet heel mooi viool kan spelen, hoor. Als je je talenten laat liggen en alleen maar kleurboeken inkleurt, appt met vriendinnetjes en op school je dagen slijt.
De reacties op dit door mij aangebrachte onderwerp meanderen nogal. Wellicht ben ik daar mede debet aan. Want de door mij gehanteerde verwijzing naar ‘Een wonderkind of een total loss’ houdt geen verband met de vijf verhalen die deel uitmaken van dit boek. Het is niet meer of minder dan een metafoor die betrekking heeft op iets, ik gaf het al eerder aan, dat ik met groot wantrouwen bezie. Voor de goede orde: het fenomeen ‘wonderkind’. Je hebt ‘scheppenden’ en ‘herscheppenden’. Tot de eerste categorie behoren onder meer schrijvers, dichters, componisten, choreografen en schilders. De vraag of vioolbouwers ook tot die groep moeten worden gerekend, ligt ter beantwoording (gelukkig) niet op mijn bord Tot de herscheppenden reken ik dan logischerwijze musici, toneelspelers en dansers. Het trekt de aandacht dat wonderkinderen zelden of nooit tot de scheppenden kunnen worden gerekend. Het feit dat de veertienjarige Mozart achteraf tekst en muziek van het Miserere van Allegri -een compositie die alleen in de Sixtijnse kapel mocht worden uitgevoerd en daar ook werd bewaard- kon reproduceren is niet zozeer een schepping, maar onmiskenbaar een blijk van een fenomenaal muzikaal geheugen. Maar zijn composities uit die periode hebben de tand des tijds niet of nauwelijks weerstaan. De ouverture tot de ‘Midzomernachtsdroom’ is een onbetwistbaar meesterwerk. Maar Mendelssohn was al zeventien. Hetzelfde kan worden gezegd van de Spaanse componist Arriaga. Je ziet een zevenjarige dan ook nooit zijn of haar eerste symfonie dirigeren. Want op die leeftijd staat iets als scheppend vermogend nog in de kinderschoenen (no pun intended). En of dat iets van doen heeft met de ontwikkeling van de prefrontale cortex, moeten lieden die daarvoor hebben doorgeleerd maar uitmaken. Het is voorts opmerkelijk dat (herscheppende) wonderkinderen altijd het podium worden opgestuurd met virtuoze muziek. Op zich begrijpelijk want als wordt voldaan aan de voorwaarde van geschiktheid voor een instrument, krijgen die bengels die mechanismen meestal wel in hun vingers (al dan niet geholpen door een Aziatische moeder). Voor de goede orde: ik refereer hier aan virtuoze muziek en niet technisch zware. Ik kan mij namelijk niet herinneren een zevenjarige te hebben meegemaakt die zich waagde aan het uitvoeren van het eerste vioolconcert van Shostakovich, de Paganini-variaties van Brahms, het tweede pianoconcert van Tchaikovsky (de originele versie en niet dat aftreksel van de hand van Siloti), laat staan de originele versie van het vioolconcert van Sibelius. Het zou ook niet kunnen. Ten eerste door de fysieke eisen maar eigenlijk vooral door het ontbreken van de voor de uitvoering van deze werken benodigde muzikale emotionaliteit. En dan beland je als zevenjarige bij Paganini en de Sarasate. Of desnoods Bazzini. Composities met een wat marginale muzikale diepgang. Om eerlijk te zijn heb ik er mijn halve leven met plezier naar geluisterd. En dus heb ik nog altijd alles wat er is opgenomen van de Sarasate (compleet, met dank aan Tianwa Yang), Heinrich Ernst (idem, met dank aan Sherban Lupu), Wieniawski (helaas is niet alles uitgegeven en zijn derde vioolconcert is zelfs van de aardbodem verdwenen) en Paganini (maar wij hebben geen idee wat die malafide baronnen Paganini nog in de kast hebben liggen), op de plank staan. Maar het jeugdige genieten is wel voorbij en voor een operafantasie, behoudens de Faustfantasie van Wieniawski, kom ik mijn bed niet meer uit. Misschien, als ik een goede bui heb, ook nog wel voor de fantasie van de Sarasate op ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. Ik kan en wil overigens niet uitsluiten dat een zevenjarige snotneus, groot geworden, zich later ontpopt als groot musicus. Maar het spelen van Paganini op zevenjarige leeftijd biedt geen enkele garantie op iets als een muzikale loopbaan die er toe doet. Zelfs het winnen van een internationale muziekwedstrijd als het ‘Concours Reine Elisabeth’ speelt niet altijd een rol. In tegendeel zelfs, als ik de winnaars van na de oorlog de revue laat passeren. Maar het is zelfs mogelijk dat een violist die nauwelijks ‘officieel’ les heeft gehad, zich ontpopt als een erg goed musicus voor wie de techniek geen enkel geheim kent. Een voorbeeld in dit verband is Ossy Renardy. Zijn werkelijke naam was Oscar Reiss, maar dat vond zijn Amerikaanse manager te Joods klinken. Hot rachmounes. Wonderkinderen kijken vaak met verbittering terug op hun jeugd. Bij Ricci was dat het geval en dat gold ook voor Hirschhorn. Mischa Weisbord verdween na een geslaagd debuut in New York in de zelf-verkozen vergetelheid van Canada. Bij Menuhin bleek na de oorlog de techniek goeddeels te zijn verdwenen en bij Michael Rabin was na enkele jaren de inspiratie op. En dus heb ik er een probleem mee om kinderen in dit circus te laten mee draaien in de hoop dat het goed afloopt. Want een kind ben je maar even. En in dat scenario een mislukking voor de rest van je leven. Vandaar dus die metafoor.
Een opbeurend mensbeeld, moet ik zeggen ............................ Maar de top bereiken met twee uurtjes studie per dag, lukt niet. Dan ben je daar de hele dag mee bezig. Lazar Berman studeerde tot zijn 21ste meer dan veertien uur per dag. Omdat het moest van ouders en/of autoriteiten. Denk je dat je dat gelouterd overleeft?
Nee, snap ik. Om maar weer een meer extreem voorbeeld te geven. Hopf, het voorbeeld dat je geeft, is inderdaad niet zo dat dat persé om navolging vraagt. Of je dat gelouterd overleeft, hangt echter van meer factoren af dan alleen het genoemde studieregime en de druk uit de omgeving. Het hele fenomeen "druk" kent vele gezichten en we wijzen hier op dit forum maar al te graag over exorbitante prestatiedruk, opgelegd door ouders, docenten en/of overheid. Gevoel voor muziek dat niet uit het kind zelf komt en zich niet verder ontwikkeld kun je niet met druk van buitenaf (opvoeders inclusief docenten) alsnog ontwikkelen. Ik ben het met je eens dat het 'pressen' van kinderen urenlang muziek te oefenen, terwijl die kinderen daar eigenlijk weinig of niets mee hebben, niet wenselijk is. Eigenlijk wordt er vaak aan voorbijgegaan dat een kind en jongere zichzelf prestatiedruk oplegt, omdat het zo graag beter wil worden. Hoe leidt je dát als opvoeders in goede banen? Een kind met een heel sterke drive verder te komen in de muziek, dat oefent en de uitdaging van een concours wil aangaan; wat ga je aanrichten door dat kind hierin tegen te werken?! Je kunt wel als opvoeders grenzen bewaken om het kind tegen zichzelf te beschermen en dat is een hele opgave!
Die metafoor "total loss" dus. En dan noem je een aantal musici met wie het triest is afgelopen. Misschien had Mischa Weisbord op tijd door dat op een geslaagd debuut veel stress volgt om aan de nieuw gestelde maatstaven te voldoen en dat dat niet het soort leven is dat hij eigenlijk met zichzelf voorhad. Het kan best zijn dat hij heel gelukkig is geworden met een nieuw leven (grote range met fokhengsten ofzo) met af en toe thuis musiceren voor zichzelf. Misschien moet maar het fenomeen topmusicus worden afgeschaft. Gewoon iedereen naar de streekmuziekschool (of de zzp-variant daarvan), conservatorium afschaffen (want wat een prestatiedruk dáár wel niet wordt opgelegd!) en een beetje fiedelen op straat en wat ensembles enzo en verder werkzaam zijn in de verpleging, de thuiszorg, het onderwijs, de ICT en de belastingdienst. Kinderen spelen weer dolgelukkig buiten, niks aan 't handje.
Ja, ik vind het ook heel lelijk, maar waarschijnlijk heeft dat met de maat en de kwaliteit van viooltjes en strijkstok te maken. Tegen de tijd dat ze op betere violen kan gaan spelen, zal ze verrast worden door de klanken. In de jonge jaren heeft ze zich op die kleine "krasviooltjes" technisch door allerlei methodenboeken heengewerkt, zodat het gelijk veel leuker wordt 3/4 en 4/4 violen. Wel te benijden hoor, om lekker jong door al dat beginnersgekras en middelniveau heen te kunnen strijken.