@Oosterhof Vioolbouw Dank voor de hartelijke welkom. Het gemis bij gitaarmuziek zijn wat mij betreft de lange noten. Met de tremolo techniek kan je dat wel imiteren, bijvoorbeeld “Recuerdos de la Alhambra” van Francisco Tarrega, maar er is ook vele mooie muziek die gewoon niet zo geschikt is voor gitaar. Ik denk b.v. aan opera en andere zang. Daar wil ik mij wel een beetje mee bezig gaan houden. Alles wat ik kan fluiten, op een viool kunnen spelen. Dat lijkt mij voor mij mijn streven. Mijn begin doel derhalve is een nette toon vormen. Een melodie zoeken op de viool lukt wel aardig, maar een mooie toon vormen nog niet. Maandag de eerste les.
Van 'Recuerdos de la Alhambra' bestaat overigens een bewerking voor viool solo. Maar ik ken maar twee violisten (Ricci en Kavakos) die zich daar ooit in het openbaar aan hebben gewaagd. Maar in ieder geval veel succes op het strijkerspad!
Die goede toon is voor iedereen een uitdaging en is misschien wel het moeilijkste aspect bij viool spelen. Bij de meeste jeugdige beginners duurt het vormen van een iets of wat aangename toon vaak 3 tot 5 jaar, het vraagt een mooi evenwicht tussen allerlij handelingen van linker en rechterhand zoals druk, contactpunt, snelheid, balans, speelhoek, intonatie, ... het was en is voor mij alleszins al een lange weg naar een goede toon en dynamiek maar zeker de moeite waard.
Dit is inderdaad een arrangement voor cello. Maar het wijkt als zodanig nogal af van de bewerking van Ruggiero Ricci. Of mogelijk ‘bewerkingen’. Daarbij, is het wel van Tarrega? Een beetje verwarrend, geef ik toe. Het ‘echte’ (hels moeilijke) arrangement hoorde ik voor de eerste keer door middel van de CD ‘Virtuoso recital by Ricci’ (One-Eleven URS-91010). Dit is ook de versie (maar niet de uitvoering) die je op YouTube kunt vinden gespeeld door Leonidas Kavakos (volledigheidshalve: twee verschillende uitvoeringen na elkaar). Maar ook door Ricci zelf in 1982 in Wigmore Hall. Voor de goede orde: dus niet de live uitvoering, maar met de afbeelding van ‘Ruggiero Ricci, Live recordings vol. 7’. De eerdergenoemde live uitvoering op YouTube is ook een arrangement met de naam ‘Spanish Ballad’ van de hand van Ricci. Maar dat is niet van Tarrega en dus een totaal ander stuk. Een soort (veredelde) arpeggio-oefening. Ofschoon hij ook het reguliere repertoire beheerste, stond Ricci vroeger met name bekend als ongemeen virtuoos, wellicht alleen toen overtroffen door Vasa Prihoda en nog een paar anderen. Ter illustratie het programma dat is opgenomen op de genoemde CD ‘Virtuoso recital by Ricci’: Liszt/Milstein: Mephisto wals no.1/Wieniawski: la Cadenza/Bach-Brahms-Ricci: two counterpoints on the presto from the G minor solo violin sonata/Locatelli: Harmonisch labyrinth/Paganini: variaties op Nel cor più non mi sento/Kreisler”Recitatief en scherzo/Ernst: variaties op ‘the last rose of summer’/ Tarrega-Ricci: Recuerdo de la Alhambra/Zito: la Cumparsita/Spanish ballad: bewerking Ricci/Saint-Lubin: sextet uit Lucia di Lammermoor/ Flury: drie caprices/Wieniawski: variaties op het Oostenrijkse volkslied/Ysaÿe: variaties op een thema van Paganini/ Dinicu-Heifetz: Hora staccato. 'En maar flink oefenen', zou mijn vioolleraar van lang geleden hebben gezegd. Ik heb Ricci ruim zestig jaar geleden twee keer gehoord bij het Residentieorkest onder van Otterloo. De eerste keer in het vioolconcert van Tchaikovsky, maar dat was iets van dertien in een dozijn. Maar de tweede keer speelde hij het concert op. 6 van Paganini. Nou, de verzamelde ‘Haegsche keurigheid’ brak de tent af.
Voor wie het interesseert, hierbij een versie door Kavakos, vooral de blikken van de collega violisten in het orkest spreken boekdelen
Knap (heel knap zelfs...), maar muzikaal gezien haalt zelfs een gemiddelde gitarist er meer uit op gitaar dan op een viool mogelijk is. Een goede uitvoering op gitaar van dit lastige stuk geeft een indruk van moeiteloosheid, die op viool niet te bereiken is...
Inderdaad is een viool niet meteen een instrument dat uitblinkt bij de uitvoering van dit soort composities , ... om eerlijk te zijn vind ik, buiten dat het technisch erg indrukwekkend is, het stuk niet om aan te horen op de viool, dat gezegd zijnde heb ik dat gevoel wel vaker bij uitvoeringen door Kavakos.
Ik denk dat je op een andere manier naar naar dit genre muziek moet luisteren. Bewerkingen als deze vloeien voort uit het 19e eeuwse virtuozendom. Gepaard gaande met een soort muziek ‘pour épater le bourgeois’. Operafantasieën en zo. Tot en met de aartslastige bewerking voor soloviool door Heinrich Ernst van Schuberts lied ‘Der Erlkönig’. Een soort uitdaging in de trant van ‘kan dit ook nog op de viool?’. En technisch blijkt het te kunnen, al blijft het merkbaar dat, zoals in dit geval, Tarrega onmiskenbaar voor een ander instrument schreef. Vaak verandert ook het karakter van een oorspronkelijk werk na bewerking. Illustratief in dit verband zijn de uitbundige bewerkingen van het lied ‘Widmung’ van Schumann door Liszt (voor piano) en Auer (voor viool en piano). Maar het kan nog vreemder. De pianist Samuel Feinberg was benieuwd of hij het scherzo uit de zesde symfonie van Tchaikovski voor piano kon bewerken, onder de voorwaarde van behoud van alle noten. En dat bleek te kunnen, rekening houdend met alle octaafverdubbelingen. Maar het was volstrekt niet de bedoeling dat het ook daadwerkelijk zou worden gespeeld want, zo veronderstelde Feinberg (overigens zelf een pianistische reus), dat was onmogelijk. Maar niets is onmogelijk, want Lazar Berman 'ramde' het, letterlijk, uit de vleugel. Met een naast fascinerend, nogal luidruchtig resultaat.
Op de eerste opvatting ben ik al ingegaan. Maar de tweede, namelijk dat uitvoeringen door Kavakos vaak niet om aan te horen zijn, plaatst mij voor raadsels. Ik zal het begrip ‘kretologie’ voorlopig ingepakt laten, maar waar steunt deze opmerkelijke mening op?
Ik heb me misschien iets te sterk uitgedrukt, het is zo dat ik zijn uitvoeringen vaak eerder technisch en minder expressief vindt. Dit maakt dat er heel wat uitvoeringen zijn die ik veel liever gespeeld hoor worden door een andere violist. Hij lijkt bijvoorbeeld vaak een extra hoog tempo aan te nemen, niet omdat het de muziek ten goede komt maar eerder om de virtuositeit van zijn spel te benadrukken. Misschien maakt dit voorbeeld meer duidelijk: Hierbij caprice nr 5 door Kavakos, Mintz, en Hadelich. Een stuk duidelijk bedoeld voor een virtuoos om zijn techniek ten toon te stellen. De uitvoering van Kavakos wordt duidelijk op de hoogste snelheid gespeeld, Mintz en Hadelich spelen iets trager maar gebruiken meer dynamiek. Ik verkies zelf absoluut de laatste 2. Het is iets dat me bij Kavakos in live setting vaak opvalt, op cd is dit al een stuk minder zo vindt ik zijn uitvoeringen op Bach: sei solo wel erg goed (hoewel ik sonata nr 1 ook veel liever hoor door bijvoorbeeld Perlman). Hij mist vaak een stuk expressie en dynamiek die ik wel terughoor bij anderen, hierdoor is er een groot deel van zijn repertoire dat ik niet gemakkelijk zal opzetten.
Dank voor je reactie. En of je sterk hebt uitgedrukt is niet aan de orde, want je gaat over je eigen woorden. Temeer waar dit samenhangt met muzikale smaak en/of voorkeur. Maar wat ik nog steeds niet zo goed kan plaatsen is het feit dat met je oordeel over zijn uitvoering van deze caprice ook gelijk vonnist over zijn (wijze van) uitvoering van andere werken. Zoals, bijvoorbeeld, zijn uitvoering van de oorspronkelijke opzet van het vioolconcert van Sibelius uit 1903/04. De versie zoals nu wordt uitgevoerd betreft namelijk de herziening uit 1905. Maar terug naar de caprices van Paganini. De caprices kun je niet beschouwen als een organische eenheid, aangezien Paganini ze in een tijdbestek van flink wat jaren op papier zette. Ook is niet bekend of hij ze in het openbaar uitvoerde, dit in contrast tot de minutieuze recensies van zijn optredens met andere van werken in kranten (en vaak de schandalig hoge gages die hij bedong tot onderwerp hadden). En ofschoon er boeken zijn volgeschreven over zijn spel, had en heeft niemand een idee hoe hij zijn caprices zelf speelde. Zij zijn bij zijn leven overigens wel bij Ricordi in druk verschenen. Als enige compositie, wel te verstaan. Er zijn de afgelopen jaren de nodige opnamen met Paganini caprices in mijn vuilnisbak verdwenen. Simpelweg omdat ik op die muziek ben uitgeluisterd. Maar voor een beperkt soort vergelijkend onderzoek had ik nog de volgende opnamen om de duimstok naast te leggen: Ivan Kawaciuk, Viktor Pikaizen, Tossy Spivakovsky, Frank Peter Zimmermann, Tian-Wa Yang, Ruggiero Ricci (1949 en 1959), Marco Rogliano, Salvatore Accardo, Alexander Markov en Michael Rabin (1950 en 1958). Leonid Kogan heeft minstens vier keer in de jaren vijftig het eerste vioolconcert van Paganini opgenomen, maar helaas, voor zover ik weet, nooit de caprices. Tretyakov, Milstein en Heifetz evenmin. Je memoreerde, kennelijk als bezwaar, het tempo dat Kavakos hanteert. Dan vallen gelijk twee kandidaten af, namelijk Viktor Pikaizen en Albert Markov. Simpelweg omdat zij de voorgeschreven streeksoort (voorgeschreven door wie eigenlijk?) hanteren. Maar het ‘Kavakos-tempo’ is bij anderen: Zimmermann, Tian-Wa Yang (zij was toen 13!), Rabin (1950) en Rogliano ook aan de orde. En de beroemde DECCA-opname van Ricci uit 1949 is nog aanmerkelijk sneller. Ik vraag mij in dit verband af of een hoog tempo afbreuk doet aan ‘de muziek’: orkesten konden Heifetz in het derde deel van het vioolconcert van Mendelssohn en het slot van de ‘Zigeunerweisen’ van de Sarasate ook al niet bijhouden. En geen criticus stak een vinger op want Heifetz was heilig. Zit er zoveel muziek in de caprices? Zijn het niet eigenlijk betrekkelijk muzikale etudes? Net als de ‘École moderne’ van Wieniawski. Worden de caprices in muzikaal opzicht waardevoller bij een bedaagder tempo? Niet bedoeld als ‘Paganini-bashing’, want vijf van zijn zes (bekende) vioolconcerten vind ik wel moeite waard. Het jeugdwerk (concert nummer 6) leunt wel erg sterk op Viotti. En al die variatiewerken komen wel vaak op hetzelfde neer: thema, variaties met dubbelgrepen, variaties met dubbelflagoletten en tot slot pizzicato voor de linkerhand. Gevolgd door een uitsmijter. Stond al in de tekstverwerker, zal ik maar zeggen. Bach gespeeld door Itzhak Perlman. Ik moet even aan het idee wennen. Geboren in Israël en daar ook initieel opgeleid door Rivka Goldgart, ademt zijn spel nog altijd de Russisch-Joodse toonvorming. ‘Mit Schmalz’, zal ik maar zeggen. Een ronduit fenomenaal violist. Maar Bach? Maar wellicht is dat tekenend voor mijn ambivalentie aangaande het spelen van de sonates en partita’s voor viool van Bach. De authentieke benadering is als zodanig interessant (haast ik mij er aan toe te voegen), maar die stukken blijven lastig, zal ik maar zeggen. Dus doe ik het voorlopig nog maar met twee verschillende uitvoeringen door Milstein en een even geweldige van Grumiaux. De grote naam op het gebied van de uitvoering van genoemde werken is decennia lang Henryk Szeryng geweest. Een opmerkelijk nare man, maar dit terzijde. In ieder geval heeft zijn spel mij nooit aangesproken. Itzhak Perlman vertelde ooit dat als hij schitterend vioolspel op de radio hoorde hij bij zichzelf te rade ging wie de speler was. En als het spel inderdaad aan de hoogste eisen beantwoordde maar hij toch niet wist wie het was, moest het wel Szeryng zijn
Bedankt voor de uitgebreide post, deze zat weer barstensvol interessante informatie en ik ben weer eens op een heuse zoektocht mogen gaan om de aangehaalde uitvoeringen te kunnen beluisteren. De originele versie van het Sybelius vioolconcerto heb ik expres buiten beschouwing gelaten, ik ken eigenlijk maar 2 uitvoeringen deze van Kavakos en die van Vengerov en ik moet zeggen dat ik ook hier Vengerov prefereer, bij de uitvoering van Kavakos krijg ik soms het gevoel dat hij weinig rekening houd met het orkest en hierdoor steeds een beetje is aan het "trekken", ... De finale versie die door heel wat meer violisten wordt gespeeld is gemakkelijker te vergelijken. Kavakos speelt sybelius zeer "puur" wat waarschijnlijk meer in lijn ligt met de originele geest van het werk, hier moet ik echter zeggen dat het voor mij best wat gevoeliger mag zoals de versie van Gidon Kremer of expressiever zoals Francescatti of Oistrakh maar dat is puur eigen voorkeur. Wat betreft de vraag of snelheid afbreuk doet aan de muziek is het voor mij belangrijk dat die snelheid niet ten koste gaat van zaken zoals dynamiek, toonvastheid, kwaliteit van de individueel gespeelde noten. Ook een uit de hand gelopen etude haalt voordeel uit een mooie toon, ik ben het wel eens met de stelling dat de caprices weinig muzikale waarde hebben, het is alleen niet omdat het een oefening is dat je niet hoeft te letten op toonvorming. In de opnames uit mijn vorige post vind ik dat de snelheid van Kavakos zorgt voor een wat "modderige" toon bij een ware flurrie van noten in plaats van een mooi strak afgelijnd spiccato ( ongetwijfeld speelt ook de opnamekwaliteit een zekere rol), hetzelfde geld wat mij betreft voor de legato stukken, door de snelheid is er ook weinig plaats voor dynamiek. De opname van Ricci hoewel indrukwekkend, vind ik om diezelfde reden minder goed, Marco Rogliano lijkt daarentegen minder last te hebben met het hoge tempo en blijft naar mijn gevoel aangenaam klinken. Wat Bach's Sonatas en Partitas betreft ben ik geneigd George Enescu naar voor te schuiven als het gaat om een zo getrouw mogelijke benadering van de originele werken, maar ik moet zeggen dat ikzelf toch erg vaak terug grijp naar uitvoeringen van Perlman en zelfs enkele van Hilary Hahn (bwv 1001 presto). Ik weet dat dit zeker niet de meest getrouwe uitvoeringen zijn, maar het zijn voor mij de uitvoeringen die me kennis lieten maken met deze werken en me hebben aangezet zelf viool te spelen dus ben ik hier ietswat bevooroordeeld .
Satch, Dat is het aardige aan muziek: wat voor de één een hoogtepunt is, is voor anderen een dieptepunt. Ik heb regelmatig Menuhin in de concertzaal gehoord. Maar zijn spel heeft mij maar zelden overtuigd. Ofschoon ik weet dat hele volksstammen daar totaal anders over dachten. Want hij deed immers aan yoga (zelfs in het openbaar) en was zo bezig met de vrede (ofschoon hij wel zijn eerste echtgenote met het oog op haar opvolgster in de steek liet). Ik wil wel een uitzondering maken voor de Menuhin van voor de Tweede Wereldoorlog. Maar daarna was het sprookje wel over. Het doet mij altijd denken aan de anekdote over het voorspelen van Menuhin bij Ysaÿe. Ik geloof het eerste deel uit de Symphonie Espagnol van Lalo. Na afloop buitelden de aanwezigen over elkaar heen in bewondering. Maar Ysaÿe kwam niet verder dan de aanbeveling in de toekomst veel meer aandacht te besteden aan toonladders en drieklanken. De 'aanvaring' tussen en Menuhin en Klemperer hou je nog te goed Het vioolconcert van Sibelius verlangt naar mijn mening een wat stevige aanpak. Alleen al omdat de solist anders niet boven die loodzware instrumentatie uitkomt. Je noemde onder meer Zino Francescatti. Ik neem aan dat je doelt op de opname met het New York philharmonisch orkest olv Bernstein. Volledigheidshalve: ik heb, of beter gezegd ‘had’, niet dan de grootste bewondering voor de violist Francescatti. Maar dan gaat het mij in de eerste plaats om zijn vertolking van het vioolconcert van van Beethoven (onder Bruno Walter), Mozart, Mendelssohn, Saint-Saëns, Vieuxtemps, Paganini, Lalo, de Sarasate, Ravel en Chausson. En in dat rijtje past eigenlijk geen componist als Sibelius of Brahms (laat staan Shostakovich). Nog los van, althans in het verleden, het gebrek aan chemie tussen Fransen en Brahms. Aimez-vous Brahms? Een uitdrukkelijke uitzondering overigens op dit punt voor Christian Ferras. En Ginette Neveu, realiseer ik mij nu. Maar David Oistrach is een uitmuntende keuze. Diep in mijn hart heb ik een nog iets grotere voorkeur voor Leonid Kogan, maar die heeft, bij mijn weten, dit werk nooit opgenomen. Maar de in mijn oren meest interessante uitvoering is van Yulian Sitkovetsky met het Tsjechisch philharmonisch orkest olv Nikolay Anosov. Een opname uit 1953. Sitkovetsky was wellicht, samen met Myron Polyiakin, de grootste violist uit de Sovjet-tijd. Hij is als gevolg van de rigiditeit van de USSR veel te jong overleden. Maar ik hoop dat je op genoemde opname nog de hand kunt leggen. Zo niet, dan vinden wij wel een oplossing. Ik proef uit je bijdrage een beetje de gedachte als zou ik in alle gevallen de voorkeur geven aan een snel tempo. Dat is niet zo. Maar ik heb vanmiddag nog eens geluisterd naar de etudes van Rode gespeeld door Oscar Shumsky en een CD met etudes gespeeld door Steven Staryk. Beiden hebben beslist geen probleem met iets als toonvorming. Maar kennelijk wel aan trage tempi. Staryk bestaat het zelfs de etude op. 20 nr. 4 van Kayser zodanig snel te spelen dat deze, op zich eenvoudig, op die manier wel knap lastig wordt. Maar het betekent geen aanslag op de intrinsieke muzikale waarde van deze etudes, want die ontbreekt gewoon. Meestal eigenlijk, bij etudes. Overigens zijn bij delen van de muziekliteratuur de tempi flink opgeschroefd. Met name in de barok: als je een sonate van Händel hoort gespeeld door Carl Flesch, Georges Eneso of Alfred Dubois (de leraar van Grumiaux), lijkt dat niet op de tegenwoordig gehanteerde tempi. Ook dat opmerkelijke portamento is (gelukkig) verdwenen. Allemaal overigens betrekkelijk, want vroeger was het de standaard. Voor het geval je belangstelling niet in de eerste plaats uitgaat naar ‘meest getrouw’ (authentiek?) nog een suggestie aangaande de sonates en partita’s voor solo viool van Bach, namelijk Oscar Shumsky. Alleen al die toon.
Mijn antwoord heeft even op zich laten wachten gezien ik op wintersport vakantie ben. Ik heb de genoemde opname van sibelius kunnen terugvinden denk ik: Ik heb deze beluisterd hoog in de alpen tussen de besneeuwde bergen, het is een fantastische opname, ik was eveneens onder de indruk van de opname kwaliteit, helaas is dit Sibelius concerto voor mezelf nog wat hoog gegrepen . Ik had niet eerder over deze violist gehoord en ben blij met de tip. Ik wilde niet insinueren dat je de voorkeur geeft aan een snel tempo gezien ik uit jou voorbije posts al heb kunnen opmaken dat je vooral een zeer brede kennis hebt van zowel composities als uitvoeringen waarbij nooit een gelijke voorkeur is opgevallen. Shumsky had ik voorheen ook reeds beluisterd, deze hebben inderdaad een zeer eigen stijl en zijn zeker interessant om te beluisteren, vooral als je zelf het bach repertoire wenst te spelen haal je hier zeker enkele interessante ideeën uit. Wat me bij de Bach partitas vaak opvalt is dat gezien de werken zo hoog staan aangeschreven de uitvoeringen vaak erg theatraal worden. Dit terwijl het vaak dansvormen betreft die in de eerste instantie vertier tot doel hadden en waarbij vooral de ritmiek moet worden aangehouden die deze elegante dansen ondersteund. Ik heb niet voldoende muziek historische kennis om te weten of de partitas inderdaad bedoeld waren als dans of toch eerder als indrukwekkende solo muziek die toevallig de betreffende dansvormen aanhielden. Alleszins bedankt voor de tips!
Satch, Ik heb geen idee hoe het fenomeen ‘wintersport’ momenteel bij jou gestalte krijgt. Maar kennelijk ligt er nog ergens sneeuw. Veel plezier dus maar. ‘Ik hoop alleen dat het hier wegblijft’, sprak de man die het beneden de 20 graden altijd koud heeft. Celsius voor de goede orde en niet Fahrenheit. Laat staan Kelvin. De opname van het vioolconcert van Sibelius door Yulian Sitkovetsky heeft bij mij iets van een eerste verliefdheid. Al moet ik, in alle eerlijkheid, toegeven dat die 10” Supraphon grammofoonplaat er rond mijn 16e jaar eerder was dan de bedoelde en beoogde bakvis. En de opname op YouTube met het Tsjechisch philharmonisch orkest olv Nicolai Anosov uit 1953 is inderdaad de bedoelde. Waarschijnlijk tevens de enige, want ik heb nooit een alternatief gevonden. En zelfs als dat wel was gebeurd, had ik er nog niet op kunnen vertrouwen. Het was in de toenmalige Sovjetunie namelijk niet ongebruikelijk een en dezelfde plaatopname meervoudig uit te brengen. Dus gespeeld door bijvoorbeeld drie verschillende solisten, orkesten en dirigenten. Een aardig voorbeeld was de concertsuite van Taneyev, gespeeld door David Oistrach. Een opname van EMI/HMV met het Philharmonia orkest olv Nicolai Malko. Maar mijn platenboer uit Moskou wees mij op het bestaan van opnamen uit de Sovjetunie olv Kondrashin en Svetlanov. Hebberig als ik ben, uiteraard gauw gekocht. Om er vervolgens achter te komen dat het gewoon de genoemde EMI-opname betrof. Het bleek in het verleden nogal moeilijk om aan grammofoonplaten van Sitkovetsky te komen. Maar gelukkig heeft een project van de weduwe van Sitkovetsky, de pianiste Bella Davidovich, er toe geleid dat er nog het nodige op CD is verschenen. Ik weet niet hoe lang zij daarmee is doorgegaan, maar ik hield het na deel zes voor gezien. De verwijten aan het adres van mevrouw Sitkovetsky over ‘lijkenpikkerij’ laat ik maar voor wat ze zijn. Het op de CD’s voorkomende repertoire is tamelijk conventioneel. De ‘modernste’ concerten zijn die van Shostakovich, Khatchaturian en Lehman. Dat geldt ook voor de werken voor soloviool en viool en piano. Russische muziekopleidingen handhaafden (handhaven?) nog altijd veel repertoire uit de 19e eeuw. Vanuit de simpele maar mijn inziens terechte gedachte dat ook virtuositeit een attribuut is van een musicus. Dus Paganini, Ernst, Lipinski, Wieniawski, Bazzini en de Sarasate. Gelukkig ook de ‘Étude en forme de valse’ van Saint-Saëns/Ysaÿe en de Suite voor viool en piano op. 43 van Vieuxtemps. De sonates van Bach voor solo viool hebben de voor die tijd gebruikelijke vorm van de ‘sonata da chiesa’ (langzaam-snel-langzaam-snel) die je ook aantreft bij bijvoorbeeld von Biber, Westhoff, Walther, Pisendel en Telemann. Of je daarmee de partita’s van het etiket ‘sonata da camera’ moet voorzien, lijkt voor de hand te liggen. Maar ik ben geen musicoloog. Of er op die partita’s werd gedanst, onttrekt zich eveneens aan mijn kennis en -uiteraard- waarneming. Maar er werd in die tijd ongetwijfeld gedanst. In herbergen en tapperijen op de klanken van, neem ik aan, de voorouders van André Hazes (of nog erger). Wellicht in huiselijke (burger)kring bij het geluid van een luit of spinet. En de aristocratie pakte uit met een huisorkestje dat de aanwezigen mogelijk bezig hield met een potpourri van de allemandes, correntes, sarabandes, menuetten en gigues uit de top-tien van toen. En dus niet met iets als een ‘fiddler on the roof’. De denominatie van de familie Bach was voorts Luthers. Of Lutheranen erg dansant zijn, weet ik al evenmin. En als zij al dansten dan ongetwijfeld stilzwijgend. Wellicht kunnen we te rade bij Jacques Brel: ‘Les Flamandes dansent sans rien dire. Les Flamandes ça n’est pas causant’. Zij het dat ik mij bij een Lutherse Vlaming niet zoveel kan voorstellen. En al evenmin bij iets als een choreografie voor de Chaconne.
Inderdaad lijkt een choreography voor de Chaconne buiten het modern ballet een hele uitdaging . Voor zover ik weet zijn de Chaconne en de preludio inderdaad de uitzonderingen die niet gebaseerd zijn op dansvormen, waar de allemande, gigue, sarabande en courante zowat het toppunt van vermaak waren in de balzalen tijdens de barok periode. Enkele artikels die ik ondertussen las lijken te duiden dat de sonatas en partitas niet bedoeld waren als dansmuziek maar enkel de stylistische vorm van de betreffende dansen aanhielden. Ze zouden vooral gespeeld zijn op muzikale avonden aan het prinselijk hof tijdens zijn aanstelling als kapelmeester in Cöthen na zijn vertrek uit Weimar. Weer iets bijgeleerd .
Ik vind die uitvoering van Kavakos helemaal niets. De toon krijgt niet eens de tijd zich te vormen! Dan krijg je snel 'spel' maar lang niet iedere noot wordt gespeeld. Te vergelijken met de vele versies van The Humble Bee waar de een het nog sneller kan 'spelen' dan de ander, maar ik vind het prutswerk: