Ik werk op dit moment aan deel 2 van het Altvioolconcert in G van Teleman. Wie helpt mij op weg bij het maken van een juiste keus: opstreek of afstreek? De inzet van de solopartij: Je zou terecht kunnen beginnen met een afstreek omdat je daarmee het maataccent respecteert. Maar wat, als je met een opstreek begint: dan zou je juist in het stijgende lijntje de syncope kunnen benadrukken (ook die in de volgende maat) met een afstreek. Zijn er eigenlijk regels voor het maken van een dergelijke keus....... afstreek of opstreek? Klopt dit als regel? afstreek = zwaar maatdeel? opstreek = licht maatdeel (slordige vraagstelling, vandaar dat ik aangepast heb)
Als regel neem je een afstreek voor het zware maatdeel en een opstreek voor het lichte maatdeel. Ik zou met afstreek beginnen. Je kan in dit deel goed de hele stok gebruiken. Die syncoop komt dan zowel afstreek als opstreek voor.
Wat leuk dat je Telemann aan het spelen bent! Ik heb hem ook gespeeld en ik begin het 2e deel met afstreek, ik speelde de eerste noot (G) het zwaarst, de tweede (B) iets lichter, de derde (D) nog iets lichter en de lange noot (G) nog iets lichter. Eigenlijk een decresendo, op de loopjes die daarna komen moet je gewoon weer flink uithalen. Succes!!!
Daarbij kun je ook denken aan regels als dat je een opmaat met een oneven notenaantal opstreek begint, zodat je op de 1 van de volgende maat afstreek bent.
Ik merk dat ik het vocabulaire niet goed meester ben en stel mijn vraag daarmee niet goed. (Er zal wel een ezelsbrugje zijn voor het onthouden van de term opstreek en afstreek). Had zo moeten zijn: "Klopt dit als regel? opstreek = licht maatdeel afstreek = zwaar maatdeel?" Begrijp ik goed dat je bedoelt: de hele stok voor iedere achtste noot? Ik vind de uitleg van Matthijs over het decrescendo interessant en verrassend maar naar mijn gevoel een beetje tegen "de regels" in..... Gelukkig kun je in muziek meer doen dan alleen algemene regels hanteren. (Leuk ook om je eigen begeleider erbij te kunnen huren via Dowani).
In de 18de eeuw paste men tot in de tijd van Mozart veelal de regel toe dat elke maat met afstreek begint; er werd veel minder gerepeteerd en dan was het handig dat iedereen zich aan die simpele regel hield. Er werd veel detaché gespeeld, zonder al die bindingen die men tegenwoordig vaak zonder enige reden toepast. Het leuke is ook dat dan bijna automatisch de accenten binnen een maat op de goede noten vallen. Bij driekwartsmaten moet je dan de eerste twee of de laatste twee binden. En opmaten gaan dan altijd met opstreek. Lees het boek van Robin Stowell, The Early Violin and Viola, a practical guide. Cambridge University Press 2001 Ook leuk is het boek van Leopold Mozart, Grondig Onderwijs in het behandelen der viool, 1766. Helaas zijn veel viooldocenten uit een gebrek aan interesse niet op de hoogte van de authentieke uitvoeringspraktijk en knutselen dus nog maar wat aan met de meest onlogische streken voor 18de eeuwse werken.. :/
Daar kan ik mij geheel bij aansluiten. Prima literatuur en zeer leesbaar. En mocht je snel wat willen weten over de opvattingen van Leopold Mozart over streekvoering, dan is er hier een scriptie over te vinden. Dat klopt als regel Wat betreft het gebruik van die hele stok bedoel ik, dat je die syncoop gebruikt om naar het andere deel van de stok te strijken en vervolgens dat gedeelte gebruikt voor de achtsten en zestienden. Begin dus op de bovenste helft en strijk uit op de syncope naar de onderste helft. Dus gewoon even letten op een goede stokindeling. Om geheel stijl bewust te spelen zou ik steeds uitgaan van het midden van de stok en de uiterste punt en uiterste slof vermijden. Een bijkomend voordeel hiervan is, dat je het stuk ook in een hoger tempo kan spelen omdat snaarwisselingen in het midden van de stok gemakkelijker gaan.
Het binden van de eerste 2 wordt met een verbindingsboogje aangegeven als dat gewenst is. Het "binden" van de laatste 2 betreft alleen de streekrichting maar worden meestal afgescheiden gespeeld (2 opstreekjes op een stok).
Begrijp ik het goed dat dit betekent dat een (legato)boog dan eigenlijk meer een aanwijzing is voor een bepaalde streekvoering (juist niet binden, dus)? Ken je uitvoeringen waar dat in toegepast wordt?
Nee, ik bedoel dat veel spelers tegenwoordig groepjes noten gewoon maar gaan binden zonder dat er bindingsbogen staan. Over het algemeen kun je stellen dat, als er in de 18de eeuwse notentekst géén boogjes staan, dat men die noten dan ook heen en weer streek, gewoon détaché. Ik heb lange tijd in amateurorkesten gespeeld en de concertmeesters zetten vaak zonder duidelijke reden in 18de eeuwse muziek er graag wat bogen bij! En die gaven dan wèl de streek aan. Ze lieten groepjes noten gewoon binden. En ze lieten vaak dezelfde motiefjes met verschillende streken spelen, dat vond ik nog het ergste. Als je de notenteksten van een Mozart bekijkt, dan blijkt de afstreekregel in bijna al zijn muziek toegepast te kunnen worden. Je krijgt dan ook (bijna) automatisch de goede accenten! Maar dit geldt ook voor Bach, Vivaldi en anderen.
Leuke muziek ook om zelf te spelen. Wie dit concert van Teleman nog niet in de kast heeft liggen en het gratis een keer wil proberen. Hier kun je het vinden: http://imslp.org/wiki/Category:Telemann,_Georg_Philipp
Heb jij een suggestie voor een metronoomwaarde waar het in dit deel naar toe zou moeten? Persoonlijk zou ik voor dit deel 2 een enigzins gematigd tempo kiezen. Dit stuk wordt nogal eens in zo'n ijltempo gespeeld, waarbij ik vind dat de prachtige harmonische ontwikkelingen in het orkest grotendeels weggespeeld worden. Klopt het trouwens dat men vroeger, toen er nog geen metronoom bestond, men uitging van de pols/hartslag? (In hoeverre staat die dan eigenlijk vast?)
Ja, in de 18de eeuw werd de polsslag wel gebruikt om tempi vast te stellen, J.J. Quantz doet dit o.a. in zijn fluitmethode (Grondig onderwijs van den aardt en de regte behandeling der dwarsfluit, 1754) op blz. 177 e.v.: "Het middel, 't welk ik tot een rigtsnoer der tydmaat dienstigst vinde, is des te gemakkelyker, als het minder moeite kost om er aan te raaken; 't is namelyk de POLSSLAG aan de hand van een gezond mensch." Hij geeft vele voorbeelden. Maar de 18de-eeuwse tekst vergt wel enig doorzettings-vermogen! Leuk is natuurlijk dat hij zich ook bewust is dat de posslag wel eens wat fluctueert. Maar hij gaat uit van een posslag van ongeveer "tachentig polsslagen per minuut."
Als ik de metronoom op 60 zet, is dat een tik op iedere seconde. Wanneer ik koffie heb gedronken kom ik wellicht in de buurt van die 80. Overigens is 80 wel een mooi tempo voor dit deel 2....... maar dat is persoonlijk. (maakt het spelen van de zestienden voor mij ook wat gemakkelijker)
De Italiaanse term als 'Allegro' boven dit deel geeft inderdaad dat 'polsgevoel' aan, dat dan specifieker vertaald wordt in de snelheidsaanduiding van een metronoomgetal. Het tempo wordt in dit deel aangeduid met 'Allegro'. Als je MM=80 aanhoudt, dan speel je het toch iets te langzaam. Je zou op den duur kunnen streven naar een bovengrens van MM=108 voor dit deel. Studeer het overigens wel met een metronoom, want dat doen barokaltviolisten ook.
Nog bedankt voor deze regel (waarop natuurlijk weer tal van uitzonderingen zijn). Ik maak er nog regelmatig gebruik van. Ferrie