"Amsterdamse school" bouw strijkinstrumenten

Discussie in 'Overig' gestart door RolandS, 24 aug 2024.

  1. RolandS

    RolandS

    Lid geworden:
    24 apr 2009
    Berichten:
    111
  2. BertBoonVioolbouw

    BertBoonVioolbouw |♫♫|♫

    Lid geworden:
    25 mrt 2003
    Berichten:
    4.976
    Homepage:
    Waar zit die .pdf dan?
     
  3. RolandS

    RolandS

    Lid geworden:
    24 apr 2009
    Berichten:
    111
    Eerste pogingen mislukt. Maar hier is ie dan ...
     

    Bijgevoegde bestanden:

    Laatst bewerkt: 24 aug 2024
    Celloise vindt dit leuk.
  4. BertBoonVioolbouw

    BertBoonVioolbouw |♫♫|♫

    Lid geworden:
    25 mrt 2003
    Berichten:
    4.976
    Homepage:
    Aha, dank: ik bleek hem al te hebben!
     
  5. Oosterhof Vioolbouw

    Oosterhof Vioolbouw Frits Oosterhof Beheerder

    Lid geworden:
    29 mrt 2003
    Berichten:
    14.353
    Homepage:
    Die Amsterdamse vioolbouw is in het begin van 1600 - 1650 ontstaan toen er vooral tokkelinstrumenten werden vervaardigd. De bouwers noemden zich om die reden citermakers. Zo rond 1650 veranderde dit omdat er steeds meer behoefte ontstond aan strijkinstrumenten. Het beroep veranderde daarom in vioolmaker. Gedurende de hele periode van de tweede helft van de zeventiende eeuw werd er vooral gewerkt naar het voorbeeld van de grote Italiaanse meester Nicolo Amati (1596 - 1684). Zo vanaf 1670 treedt dan een toenemend individualisme op. De invloed van Jacob Stainer uit Absam (Tirol) doet zich zo rond de eeuwwisseling gelden. Dan belanden we in de eerste bloeiperiode van de Nederlandse vioolbouw. Die periode eindigt met het overlijden van Pieter Rombouts in 1728. Dan treedt een soort rustperiode in en zo tegen 1760 is er sprake van een opleving door invloeden vanuit Frankrijk. Die invloeden zullen zo'n 100 jaren van invloed blijven in Amsterdam.
    De geschiedenis van de bouw van strijkinstrumenten begon al vóór 1600 waar in Amsterdam tenminste zes makers van citers, luiten, violen en snaarinstrumenten werkzaam waren op een inwoneraantal van circa 50.000 De onderlinge concurrentie moet groot geweest zijn waardoor sommigen er een ander beroep naast deden.
    Zo rond 1650 trad er in Amsterdam een belangrijke verandering op in de citermakerswereld: men ging zich meer toeleggen op de vervaardiging van violen. Dat was het gevolg van een zich wijzigende smaak waardoor de vraag naar strijkinstrumenten ongekende hoogte aannam. Drie grote vioolmakers moeten dan genoemd worden: Jan Boumeester, Hendrick Jacobs en Cornelis Kleynman. In de producten van deze mensen vallen overduidelijk de invloeden van de Italiaanse vioolbouw op. Men moet dan denken aan die van Nicolo Amati. We weten niet zeker hoe de Amsterdamse vioolbouwers aan hun kennis zijn gekomen. Er zijn geruchten dat Boumeester in Cremona in de leer is geweest bij Giovanni Guarneri maar die werd geboren toen Jan Boumeester al lang het vak uitoefende. Van Hendrick Jacobs gaat het verhaal dat hij een stiefbroer zou zijn van Girolimo Amati. Voor wat het waard is.

    De instrumenten van Jan Boumeester laten zien dat hij een groot vakman is geweest. Sommige zijn duidelijk geïnspireerd door Nicolo Amati, andere tonen meer persoonlijke trekken. De lak is soms geel, diep donkerrood of bruin. De lak wordt niet altijd als mooi beoordeeld. De f-gaten zijn kenmerkend evenals de hoeken. De f-gaten hebben vaak sterk gebogen rondingen, zijn wijd en niet lang. Dit in tegenstelling tot die van Hendrick Jacobs: lange hoeken en spits. Onder- en bovenbladen (Jacobs) bezitten een zeer gelijkmatig verlopende welving. Voor de inleg werd toentertijd balein gebruikt.

    Hendrick Jacobs heeft een aantal van zijn violen voorzien van Amati-etiketten. Dat is niet gedaan om ze als Amati's te verhandelen, maar om daarmee aan te geven - zoals wel meer Amati-volgers deden- dat de instrumenten niet waren gebouwd volgens eigen ontwerp maar naar het model van deze befaamde Italiaanse meester.
     
    RolandS vindt dit leuk.

Deel Deze Pagina