Ook in de 18e eeuw al, ervoer men dat het soms best wel lastig was om een nieuwe A-snaar op te spannen. Dat wil zeggen om de A-snaar in het gat van de stemsleutel te krijgen. Daar had men wat op gevonden. Er werd in de Praagse en Weense violen vaak een gat gemaakt in de achterkant van de krul, precies tegenover de stemsleutel van de A. Dat hielp de snaar in het gat te krijgen. De latere violen van Italiaanse, Duitse en Franse makelij hebben dat voorbeeld niet altijd nagevolgd. De Duitse bouwers uit Beieren maakten de plaats waar de A-stemsleutel zat wat verder verwijderd van de krul (ongeveer een cm) zodat er meer ruimte ter beschikking kwam. De wangen staan dan wat verder van elkaar verwijderd. Zo deed Stainer het ook. Het gat kan ook gebruikt worden om de viool aan een spijker op te hangen, maar ik denk niet dat dat het oorspronkelijke doel was. Het lijkt er op dat een dergelijke opening best wel kwetsbaar was en men maakte ze weer dicht. Soms niet al te netjes gedaan: