Ik heb vele jaren geleden alweer, eens het boek ‘Violin Making’ aangeschaft van de auteur Bruce Ossman. Eigenlijk alleen maar om eens te lezen wat die schrijft over vioolbouw omdat dit werkje op een ander forum veel lovende kritieken kreeg. Ik heb het doorgebladerd, nauwelijks echt gelezen ('t meeste is tekeningen) en vond het maar niks. Vanmorgen wilde ik er iets in opzoeken maar mijn oog viel op een afbeelding die mij toch ernstig deed twijfelen aan de edele kunst van het vioolbouwen: het richten van de stemsleutels. Nou lees ik daar wel meer ‘vreemde’ methoden, maar dit vond ik toch niet kunnen! Volgens de auteur gaan de stemsleutels een hoek van 2° maken met de centrale lijn. Als je dat écht doet heb je stemsleutels die ieder geschoolde timmerman zal bestempelen als ‘ze zitten er scheef in!’ Niet om aan te zien. Hieronder de tekening die een en ander verduidelijkt. Te vinden onder Hoofdstuk 3 pagina 79 (Figuur 3-73). Diezelfde tekening adviseert ook om in iedere stemsleutel een gat aan te brengen van 1/16” (= 1.5 mm) en dat is voor de E-snaar te groot. Ik maak daar altijd een gat van 1.0 mm in! Het is dus zaak ook je eigen mening te laten prevaleren op het juiste moment. Tenzij iemand scheef staande sleutels natuurlijk mooi vindt, dan houdt alles op.
Wat mij opvalt aan de stemsleutels is dat ze haaks ten opzichte van de wangen lijken te zijn getekend. Daar zou die 2 graden vandaan kunnen komen. Ik kan me voorstellen dat de krachten dan anders over de wangen verdeeld worden. Ik moet overigens mijn stemsleutels in een later stadium nog plaatsen, maar de ik denk toch dat dat ik ze haaks ten opzichte van de middellijn zal plaatsen. Dat ziet er toch wat rustiger uit! Daphne
Ja ik denk dat je gelijk hebt en dat dàt heel goed de reden kan zijn. In de praktijk zal de hoek van 2 graden misschien niet eens heel erg opvallen. De vraag is wel of dit vaak zo wordt toegepast. Verder valt mij nog op in de tekening dat de snaargaatjes wel erg dicht tegen de wangen aanzitten.
Ja, mee eens! Die moeten op een derde van de lengte zitten. Maar aangezien de wangen niet parallel aan elkaar lopen kunnen de stemsleutels bij de constructie van Ossman nooit haaks staan op beide wangen. Als er al iets haaks staat dan op slechts één wang. Maar dat is geen gezicht!
Scherp, ik bedoelde inderdaad de wang waar de sleutel in gaat. Want de anders daar staat de sleutel dan zeker niet haaks op! Dat is ook wel duidelijk in de tekening. Geeft Ossman eigenlijk een verklaring waarom dat zo zou moeten? En wat zegt Möckel daarover? (Ik heb de boeken wel, maar zou even moeten zoeken, want zit daar nu echt niet in, misschien dat Frits het wel paraat heeft?) Daphne
Nee, Ossman schrijft er niet bij waarom die stand onder een hoek van 2° zou moeten. Ja, wat 'zegt' Möckel daarover? Ik heb zijn werk eens doorgespit en kom tot de conclusie dat hij daar niet specifiek melding over maakt. Wel vreemd eigenlijk. Dan een ander boekwerk van Johnson & Courtnall ( 'The Art of Violin Making'): daarin wordt beschreven zoals ik het altijd heb gedaan en nog steeds doe. Bij het steken van de krul zorgen dat de beide vlakken die later de wangen moeten vormen, volkomen in lijn staan met de centrale lijn. Dat is buitengewoon nuttig omdat je dan dat vlak van de krul op het tableau van de kolomboormachine kunt laten rusten en de gaten kunt boren waar later de stemsleutels moeten komen. Wel zorgen dat de boor exact haaks staat op het tableau, maar dat is vrij simpel uit te richten. Met deze methode staan alle stemsleutels precies haaks op de centrale lijn. Daarna kan het verdere vormen van de wangen beginnen.