Vioolbouw. Bijdrage tot de oplossing van het probleem der oude meesterviool (deel 1)

Discussie in 'Viool' gestart door Hopf, 24 jun 2014.

  1. Hopf

    Hopf ♫ ♪

    Lid geworden:
    10 okt 2005
    Berichten:
    1.078
    1. Inleiding
    De herberg van de strijkers biedt onderdak aan veel bewoners. Sommigen zijn mij daarbij sympathieker dan anderen. Met de in mijn ogen niet zo sympathieke bewoners bedoel ik dan lieden die er in zijn geslaagd om een gebruiksvoorwerp als een strijkinstrument te kapitaliseren tot louter een beleggingsinstrument. Een groep waar ik in het algemeen echter geen problemen mee heb, betreft de ‘verbeteraars’. Dus zij die met behulp van een al dan niet intensieve ingreep menen een sigarenkist te kunnen omvormen tot een goed klinkend instrument. De Willie Wortels, zogezegd.

    Dr. A. Verwey was kennelijk ook zo iemand. Hij heeft zijn ideëen aangaande verbetering en de praktische toepassing daarvan neergelegd in de in 1927 verschenen brochure ‘Vioolbouw. Bijdrage tot de oplossing van het probleem der oude meesterviool’. Een uitgave van G.H. van Eck & Zoon, Vlamingstraat 38 te ’s Gravenhage. Die ‘eikenhouten’ winkel, die ik me uit mijn jeugd nog herinner, huisvest tegenwoordig een soort eigentijdse modewinkel. Dat is op zich van ieder belang ontbloot, ware het niet dat er uit die winkel een soort muziek komt, die zelfs het geluid van het goedkoopste Chineesje nog aanvaardbaar maakt.
    Wellicht is het postulaat van Verwey voor sommigen onder u de moeite van het lezen waard. Al is het maar om er vervolgens niets nieuws in aan te treffen dan wel het met inhoud of strekking volstrekt oneens te zijn. Ofschoon mogelijk nog antiquarisch verkrijgbaar, acht ik de kans dat deze brochure nog bij velen op de plank ligt, beperkt. En dus is in het onderstaande sprake van een samenvatting. Overigens lijkt mij de door Verwey gekozen aanpak niet voor iedereen weggelegd. Om overigens voor de hand liggende redenen, zoals al lezende weg duidelijk zal worden. Maar die beperkingen golden blijkbaar niet voor iemand die het zich kon permitteren het pand Emmapark 6 te ’s Gravenhage te bewonen.

    2. Werkwijze
    De door Verwey als amateur-violist gebruikte Boheemse viool was als gevolg van (zijn) korte armen, een kleine hand en korte vingers, iets te groot. Door bemiddeling van Hammig in Leipzig kwam hij in het bezit van een Antonius & Hieronymus Amati van klein formaat (corpuslengte 34 cm). Ook deze was, in de hogere posities, nog te groot en dus werd omgekeken naar een ¾ meesterviool. Maar laat ik de auteur van deze brochure (cursief) aan het woord, waarbij ik er maar van uit ga dat de spelling van De Vries en Te Winkel u niet, dit in tegenstelling tot uw spellingcontrole, voor onoverkomelijke problemen plaatst. Hooguit de interpunctie, maar die komt, naar moet worden verondersteld, uit de werkplaats van de auteur.

    “In het atelier van de vioolbouwer bespeelde ik herhaaldelijk een gewone ¾ fabrieksviool, waarbij mij telkens weer het groote gemak der kleine afmetingen dezer viool voor mijn hand opviel, ofschoon ook de “mensur” iets ruimer had kunnen zijn. De klank van deze viool was echter te zwak en bovendien niet van dien aard, dat zij mij, verwend als ik was door den edelen klank mijner AMATI, kon bevredigen. Intusschen ging ik meer belang stellen in de klankverbetering van strijkinstrumenten en mij voor de reclame, welke op dit gebied werd gevoerd, meer interesseren. En om voor mij zelf naar eigen gedachte een proef te nemen, stelde ik mij als opgave te trachten de klankcapaciteit van de bladen der bovenvermelde ¾ fabrieksviool te verbeteren.
    Ik heb voor dit doel deze viool uit elkaar laten nemen en de door mij van lak volledig bevrijde en gereinigde bladen op het laboratorium aan een mij geschikt voorkomende behandeling – speciaal gericht op eene verbetering van de elasticiteit van het hout – onderworpen.”


    Op deze houtbehandeling wordt later teruggekomen.

    “ De viool werd na deze behandeling der bladen door den vioolbouwer weder in elkaar gelijmd en door mij op speciale wijze van een betrekkelijk dunne laklaag voorzien. Het resultaat was verrassend. Van de vroegere doffe klank, het slechte“aanspreken”en de zeer geringe kracht was niets meer te bemerken. Het “timbre”van de viool was dermate overeenkomend geworden met dat mijner AMATI, dat ik reeds geneigd was te vermoeden met deze enkele bewerking een bijzondere vinding te hebben gedaan, met welke meening ik echter meesterlijk bleek gedwaald te hebben. De kracht van den vioolklank, weliswaar belangrijk vooruitgegaan, en dit voornamelijk door zijn verworven helderheid, bleef niettemin beneden die van de AMATI en nog ver beneden die van een “heele” normale viool.
    Verschillende proeven met kamverplaatsing gaven mij ten aanzien der krachtontwikkeling van den klank aanleiding den vioolbouwer opdracht te geven een kleine viool te vervaardigen volgens een door mij geprojecteerden, voor mijn handen geschikten vorm. Het voor dit doel uitgezochte hout (bovenblad van dennehout, vrij grofjarig en gelijkmatig geaderd; onderblad van eschdoornhout uit één stuk naar den spiegel gesneden) werd vóór de verwerking door den vioolbouwer door mij op het laboratorium weder aan de mij zoo doeltreffend gebleken behandeling blootgesteld; de dikte der bladen en de welving, van welker betekenis mij toen nog nagenoeg niets bekend was, liet ik aan den vioolbouwer over. Bij de projectie dezer kleine viool gold als grondgedachte, de kracht van het geluid niet in de lengte en in het volume, zooals gewoonlijk het geval is, doch in de borst- en middenbreedte van het object te zoeken. De volgende teekening geeft een beeld van den door mij geprojecteerden vorm.”


    En dan wreekt zich het feit dat ik een digibeet ben. Want ik heb geen idee hoe ik die ‘teekening’ in dit verhaal kan onderbrengen. Maar wellicht weet één uwer raad. In afwachting daarvan gaan we gewoon door.

    “Zooals uit de tekening blijkt, heeft de viool slechts twee hoeken en bedraagt haar totale corpuslengte 32 cM. (Haar kranshoogte bedraagt boven de hoeken 2,8 cM. Onder de hoeken 3 cM., zoodat bij het oplijmen der bladen eenige spanning kon worden gegeven. De welving is zeer vlak gehouden, zooals men die bij de Stradivarius-viool aantreft).
    De ronde openingen aan de uiteinden der galmspleten, oorspronkelijk aanwezig, werden inwendig vlak afgedekt, wijl door geluidsproeven de ongunstige invloed dezer gaten op het klankeffect kon worden vastgesteld. De totale galmruimte bleek niet grooter te mogen zijn dan op de teekening is aangegeven.
    De totale breedte onder de kam bedraagt 14 cM, de borstbreedte tusschen de F-gaten 7,7 cM, de grootste breedte boven slechts 12,5 cM, de grootste breedte onder 20 cM. De‘mensur’, de afstand van den rand tot het midden der F-gaten, bedraagt 18,5 cM, waarmee de halslengte tot aan de brug in overeenstemming (3 : 2) is gebracht. Deze viool onderscheidde zich dus van de normale ‘heele’ viool eensdeels door haar geringe corpuslengte en geringe bovenbreedte, anderdeels door haar aanmerkelijk ruimere middenbreedte.
    Het resultaat met dezen vorm verkregen is in één woord verbluffend. De kracht van het geluid (in het bijzonder in zeer groote ruimten waargenomen) overtreft die van de vroeger genoemde Amati- en die van menige ‘heele’ viool. Naast opvallende helderheid is het ‘timbre’ bijzonder week en is de klank, zich bij den overgang van snaar op snaar kenmerkende door opvallende homogeniteit, tot in de hoogste posities helder en pittig”.


    De rest van deze oratio pro domo schenk ik u. Maar in ieder geval was er voldoende aanleiding om deze behandeling – als volgt- ook toe te passen op hout voor de vervaardiging van instrumenten van normale vorm en afmeting. Ik citeer maar weer:

    “Aan drie verschillende vioolbouwers werd het hout-voor boven- en onderblad door mij behandeld- ter beschikking gesteld, terwijl tevens bladen van slecht klinkende gewone instrumenten, na een volledige verwijdering van de laklaag, aan dezelfde behandeling werden onderworpen. Het experiment strekte zich uit over een twintigtal heele violen van normale afmeting. Wordt vervolgd.

    Ronald
     
    Laatst bewerkt: 24 jun 2014

Deel Deze Pagina