Bij oude violen zien we dat het bovenblad, in de lengterichting, een vlakkere welving heeft dan het onderblad. Mijn vraag is nu: mogen wij, als hedendaagse vioolbouwers, dit gegeven klakkeloos overnemen in onze moderne violen? Of moeten we er juist rekening mee houden dat die vlakkere welving misschien kan ontstaan zijn door de jarenlange of eeuwenlange druk van de snaren op het bovenblad? Waren die bladen oorspronkelijk misschien veel minder vlak dan ze nu (geworden) zijn? Johan
De welving van het bovenblad is zeker anders dan die van het onderblad. Binnen de categorie ‘oude violen’ zit er echter wel degelijk verschil tussen de welving van de bovenbladen. Het hangt van de bouwer af. Laat ik eerst eens ingaan op de mogelijkheid dat het bovenblad door de tand des tijds iets is ingedrukt. Dan heeft dat plaats gehad bij iedere viool van iedere bouwer in die tijd. Daarom kunnen nog steeds de instrumenten onderling vergeleken worden. Het is echter wel de vraag of de welving van nu ook de welving van toen was! Zo heeft Stradivarius zijn model iets aangepast ten opzichte van die van Guarnerius: het bovenblad van Antonio is vlakker en loopt pas aan de boven- en onderkant stijl af. Dat heeft hij – zo zegt men- gedaan om een krachtiger geluid te krijgen. Minder welving geeft een grotere beweegbaarheid aan het blad. Stradivarius violen hebben de ideale mix tussen een helder en briljant hoog en een donker, warm laag. Guarnerius had een gewelfder bovenblad t.o.v. Antonio waardoor de klank wat milder, ronder en warmer werd. De aanspraak is over het algemeen wat minder direct t.o.v. Stradivarius. Die instrumenten missen dan de heldere klank die in de hogere registers bij Stradivarius zo kenmerkend is. Bij de Stainer instrumenten met grote welving, dunne randen (door de diepe Hohlkehle): ronde warme, sonore toon voor de D en G. Veel van de G-snaren ontbreekt het aan kracht, waardoor een fortespel zonder veel bijgeluiden niet bereikt kan worden. De A-snaar lijkt op een hobo of klarinet. De E is kristal helder. Frits
Zeer interessant. Wat zeker ook meespeelt in het min of meer verzakken van het bovenblad, is de dikte die gehanteerd wordt. En waarschijnlijk ook de sterkte van de zangbalk. Men zou zich kunnen afvragen of -wanneer een viool lange tijd niet bespeeld wordt- het niet beter is om de snaren een paar tonen lager te stemmen, om de viool "te sparen". Is dit een goed idee? (Een strijkstok ontspant men toch ook na gebruik...) Johan
Er zat natuurlijk ook minder druk op het bovenblad door de darmsnaren en de veel lagere frequentie van de stemming: soms wel A = 415 Hz. De meeste zangbalken zijn echter vervangen in de beroemde instrumenten evenals de originele hals. De huidige hals is wat langer en heeft een andere hoek ten opzichte van de corpus. Die steilere hoek geeft ook weer meer druk op het bovenblad. Het kan ook best zijn, dat de originele bovenbladen ontworpen waren voor die omstandigheden zoals eerder beschreven. Mogelijk dat Antonio en de andere meesters een heel andere dikteverdeling zouden hebben toegepast voor de omstandigheden waarop heden ten dage viool wordt gespeeld. Maar dat is speculatie, die niemand kan bewijzen. V.w.b. het steeds weer ont- en opspannen van de snaren denk ik, dat het instrument meer te lijden heeft van die steeds wisselende omstandigheden, dan zo veel mogelijk op een constante toonhoogte te laten. Wanneer het instrument heel lang -een jaar of zo- niet bespeeld zal gaan worden zou het misschien een mogelijkheid kunnen zijn. Er zal zich toch een evenwicht moeten instellen tussen de neerwaartse- en opwaartse druk van het gehele klanksysteem. Door de omstandigheden steeds maar weer te veranderen zal zo'n evenwichtssituatie nooit bereikt worden en dat lijkt me funest voor het instrument. Frits