In een andere topic kwam ter sprake dat er in België mensen muziek leren met do-re-mi. In Nederland is dat met gewoon de letternamen. Voor zover ik weet in ieder geval. Ik vind dat wel interessant. Ik leerde vroeger blokfluit spelen van mijn moeder. Die begint op de c, maar do re mi is op een blokfluit heel handig. Dus dat leerde ik er makkelijk bij. De toonladder van c komt dus overeen met do-re-mi: c d e f g a b c Maar als je de toonladder van d speelt (bijvoorbeeld) is dat ook do-re-mi: d e fis g a b cis d Hoe doen mensen in België dat dan? En hoe doen ze dat met een mineur-toonladder? Do-re-mi zit in mijn hoofd, dus iedere toonladder kon ik als kind al op gehoor zo spelen (ook later op piano bijvoorbeeld) omdat ik do-re-mi gebruikte. Ik merk dat dat voor mijn dochter anders is. Zij heeft do-re-mi niet zo nadrukkelijk geleerd als ik en ik merkte dus dat ze die niet zomaar gebruikte bij het spelen van een toonladder in welke toonsoort ook (toen ze nog minder lang speelde, nu kan ze gewoon alle toonladders spelen, ik verwacht dat ze gewoon het melodietje in haar hoofd heeft, dus zonder de woorden do-re-mi erbij). Dus om die reden is do-re-mi wel heel handig om goed te hebben zitten. Als ik haar aan do-re-mi herinnerde (met hulp van dat liedje van Sound of Music), dan gebruikte ze hem wel, maar omdat de nadruk bij ons daar niet op ligt (denk ik) paste ze hem ook niet zomaar, zonder nadenken, toe. Wat is nou handiger? Letters (a b c) of woorden (do re mi)? Of is voor allebei wat te zeggen? Ben benieuwd naar jullie meningen en bevindingen.
Ik gebruik ook geen doremi omdat ik dat nooit nadrukkelijk geleerd heb. Als je eenmaal toonladders oefent hoor je het als er een noot niet klopt. Tenminste, ik wel.
Het do-re-mi systeem is gebaseerd op die van Guido van Arezzo (ca. 900- 1050) zo lees ik in 'Algemene Muziekleer' van Theo Willemze. In tegenstelling tot het a-b-c-enz (wat gebonden is aan de absolute toonhoogte) van tegenwoordig is het do-re-mi-systeem een aanduiding van de onderlinge verhoudingen tussen de tonen. Het gaat daarbij om de functie die deze innemen. Is dus onafhankelijk van de toonsoort. In plaats van do-re-mi-fa-sol komt ook nog voor ut-re-mi-fa-sol. Ik lees verder in de muziekleer dat er op een zeker moment behoefte ontstond aan de mogelijkheid om ook in de systemen van de relatieve notennamen, chromatische verhogingen en verlagingen te registreren. Daar wordt dan het systeem van John Curwen voor gebruikt, dat voor een verhoging een u of i gebruikt en voor een verlaging een 'oe'. Zo wordt dan een do met verhoging een 'du', een verhoogde 're' een 'ru' en een verlaagde 're' een 'roe'. Dat nijgt al aardig naar de door ons gebruikte kruisen en mollen als voorteken. Er zijn nog veel meer systemen bedacht. Wie er meer over wil weten raadplege het eerder aangegeven boekwerk. Bron: Algemene Muziekleer auteur: Theo Willemze ISBN: 90-274-1817-9
Ik heb vandaag de leerorkestkinderen do re mi geleerd. Huiswerk is dit uitzoeken op viool. Ben benieuwd hoeveel verschillende toonladders ik volgende week hoor....