Naar mijn gevoel helpt tellen pas echt, als je de beat voelt. Dan weet je ook echt bij welke tel je zit. In mijn pianotijd had ik een docent die mij afraadde om de metronoom te pakken. Die was meer gericht op het activeren van je eigen maatgevoel dat je in je hebt. Met cello ben ik toch weer wel gaan proberen met een metronoom te werken, maar dat was wederom geen feest. Toen ontdekte ik, door mijn dochter die slagwerk deed, dat slagwerk in een regelmatige cadens je doet meedeinen en je vergeet dan dat het een metronoom is, want dat slagwerk voelt gewoon beter. In samenspel op maandag ben ik de enige cellist, dus moet ik wel tellen. En in het cello-ensemble zijn er stukken met zes of acht maten rust ertussen en ook dan moet je zelf leren op het goede moment in te zetten. Tellen en van binnen de maat voelen!
Dit onderwerp gaat over tellen en dat doet mij denken aan de tijd toen ik in mijn jonge jaren lid was van het jeugdorkest (J&M afdeling Groningen, jaren 60 vorige eeuw). Daar stond een dirigent voor de club die behoorlijk ruig was in zijn bewoordingen vwb het eruit-halen-wat-er-in-zit-principe (Ru Sevenhuysen). Op en zeker moment hadden de eerste violisten een hele rits maten rust en als je niet goed oplette, zat je er naast. Hij gebruikte toen de term: "je moet tellen als een meikever". Iedereen had wel een vermoeden wat er mee bedoeld werd, maar nu vraag ik me af waar zou dat nou vandaan komen? Kevers kunnen blijkbaar heel goed tellen?