In het boek van Tony Faber las ik het volgende: Klankgaten: vorm is functioneel: Er is een soort opening nodig waaruit het geluid kan ontsnappen, maar het midden van het bovenblad moet intact blijven om de kam te steunen, vandaar de plaatsing van de gaten aan de zijkanten. Ze zijn zo smal om zo min mogelijk nerven van het sparrenhout weg te hoeven halen – wat ook heel belangrijk is voor de sterkte van het voorblad – en de bogen die aan het eind cirkels worden, verhinderen dat er splijtingen ontstaan. Ten slotte plaatst de buitenboog in de benedenhoeken de onderste pinakels in dood hout, waardoor geen potentiële versterkingsbron wordt verspild, terwijl de gaten door de smalle taille van de viool gedwongen worden om naar binnen te draaien aan de boveneinden. Eigenlijk begrijp ik het deel over de onderste pinakels die in dood hout geplaatst worden niet echt... Versterken die dode deeltjes dan meer? Zou iemand dit eens kunnen uitleggen? bedankt!
De opening is niet alleen een middel om trillende lucht te verkrijgen. Het in beweging krijgen van het bovenblad hangt mede af van de beweegbaarheid van het blad in de buurt van de opening. In de loop der tijden heeft zich een ontwikkeling van het instrument voor gedaan die mogelijk ook is gebaseerd op ervaringen van de instrumentenbouwers. De vorm van het instrument met name de klankkast is daarbij van cruciaal belang geweest. Ik heb hieronder een afbeelding van de ontwikkeling van de klankgaten als functie van de geschiedenis, de tijdas dus: Dat de vorm moet voorkómen dat er splijtingen ontstaan lijkt me onzin. En het verhaal over "pinakels in dood hout" begrijp ik niet. De rest ook niet trouwens. Vreemd verhaal.
Heel erg mooi Frits, en niet alleen de F gaten maar de hele vorm van het instrument veranderen, das duidelijk te zien.
En met de vormveranderingen komen er ook mogelijkheden bij in het spelen. Ook de vorm van de kam/brug verandert mee.
Bedankt! Er is dus niet echt een duidelijke reden voor de f-vorm? Ik heb wel al gelezen dat de f-vorm effectiever is dan een andere (http://rspa.royalsocietypublishing.org/content/471/2175/20140905). Maar er is dus geen andere verklaring/ reden voor de vorm dan het feit dat ze experimenteerden?
Frits, De pinakels zijn de ronde uiteinden van de f-gaten. Is zo blijkbaar in de vertaling van het boek blijven staan. De onderste zit aan de zijkant tegen de ribben van de viool aan en zit in "dood hout" omdat het daar niet echt meer trilt. Dat de bovenste gaten "naar binnen worden gedwongen" is mooi te zien op jouw plaatje rechts onder. Door de smallere taille konden de klinkgaten niet meer halve-maan vormig zijn maar zijn naar binnen gedraaid. Tony Faber is geen vioolbouwer maar weet wel het nodige van de historie. Hij schrijft nogal lyrisch over Stradivarius in z'n boek "Maestro - vijf violen en het genie Stradivarius". Overigens echt een leuk boek over de vroegere eigenaren / bespelers van Stradivarius violen.